6 oktober 2013
6 oktober 2013
Preek gehouden n.a.v. Antifoon, zondagsgebed, Efeziërs 4:22-32 en Matteüs 9:1-8.
Gemeente van Onze Heer Jezus Christus,
“Zeg tegen mij: Ik ben het die je redt” . “De Heer hoort de kreten van de rechtvaardigen”.
Dit zijn woorden van David in ps.35:3b (gebed om hulp) en 34:18a (loflied).
Ze weerspiegelen Davids geloof, dat wij nu mogen delen.
Geloof in een God die je redt als je het moeilijk hebt, die je hoort roepen om hulp.
Een God die David zo nodig had.
En die ook wij en vele anderen met ons nodig hebben in de wirwar van gebeurtenissen in deze tijd.
Daarom zijn ook wij uitgenodigd om te bidden.
U hebt vast allemaal een eigen gebed om redding.
Dat kunt u straks in het stil gebed tot God richten.
In het gebed van deze zondag bidden we samen om de vrede die de wereld niet geven kan, en om het hechten van ons hart aan Gods eerste en grootste gebod, het gebod van de liefde.
Een belangrijk gebed.
Is ons hart niet vaak vol onvrede?
Vol onvrede met onszelf (ik kan het niet zoals ik wil; ik wil wel goed, maar het lukt niet).
Vol onvrede met wat anderen ervan bakken (heb ik al zo vaak gezegd: doe het nou zo, dan gaat het goed. Maar ze luisteren gewoon niet).
Vol onvrede met God (waar is God nou? waarom laat Hij toe dat er zoveel narigheid is; hoe moet ik nog geloven dat Hij bestaat?)
Door onze onvrede zijn we opstandig en boos, vol emoties, driftig.
We maken ons om zoveel dingen druk.
Een hart dat altijd vredig is, vrede heeft met het leven zoals het is, dat krijgen we niet voor elkaar.
Misschien is het ook wel logisch dat dat zo is. Is het mensen-eigen.
Maar wat doen we met die onvrede en wat het meebrengt aan gevoelens en verlangens?
Worden we apatisch en denken: zoek het maar uit met al dat gedoe en geruzie.
Het zal mijn tijd wel duren.
Of laten we ons stimuleren om na te denken en erover te praten hoe het anders kan.
Zien we iets over het hoofd?
We proberen toch zo goed mogelijk te leven zoals God van ons wil of wat we denken dat Hij van ons wil.
De nood in de wereld en in eigen leven, onze onvrede daarover prikkelt om vragen te stellen aan onszelf, elkaar en aan God.
Heeft het wel zin om vast te houden en gehecht zijn aan het gebod van de liefde tot God, de medemens als jezelf.
Komt het echt goed als je dat maar doet.
Of zullen we het maar vergeten, zoals veel mensen uit teleurstelling en onbegrip al gedaan hebben.
God en zijn gebod vergeten, dat willen we niet.
Als we dat wel wilden waren we niet hier.
Vandaag bidden we met David tot God dat Hij mensen redt en loven we Hem dat Hij hun hulp geroep hoort.
Daarmee belijden we ons geloof in God.
Ook wij zoeken hulp bij Hem.
Dat doen we door te lezen in de bijbel.
In de brief van Paulus aan de Efeziërs lezen we over “wat hij heel erg belangrijk vindt voor het welslagen van de redding van mensen door God”
Ik vat zijn boodschap nu kort samen: leg de oude mens af en trek de nieuwe mens aan.
Ik weet niet wat u nu denkt.
Toen ik de afgelopen week deze woorden weer las dacht ik:
Ja dat weten we nu wel. Oude koek. Oudbakken zo onderhand.
Ik wil een verse koek.
U merkt: ik was geprikkeld en wilde het hier eigenlijk niet over hebben.
Maar ik vind ook dat ik het niet maken de koek van Paulus weg te gooien en te vervangen.
Paulus probeert tenslotte op zijn manier de boodschap van Jezus uit te leggen en door te geven.
en dat hij mij daarmee irriteert is niet zo erg.
Zo stimuleert hij mij en hopelijk u ook, om zelf na te denken.
Dat is een belangrijke functie van de Bijbelse verhalen.
Met de oude mens afleggen en de nieuwe aantrekken, wil Paulus – vrij vertaald- zeggen:
Laat alles wat echte vrede met God, met onze medemens en met onszelf verstoort, achter u.
Liegen, boosheid niet bijleggen, een ander bestelen of zijn waardigheid afnemen of niet gunnen.
Laat dat alsjeblieft.
Want dit zijn dingen die de kwaliteit van leven op alle fronten afbreken.
En daar heeft niemand iets aan.
Bovendien kunnen we dit als christenen niet maken.
“Afbraak” van het leven is in strijd met God’s Geest.
Die Geest die ons gegeven is om als christenen te leven.
Die Geest inspireert ons in al ons doen en laten om juist op te bouwen.
Dus we kunnen –als we echt chrisen willen wijn- niets doen dat tegen Gods Geest ingaat.
“Laat daarom alle wrok en drift en boosheid varen.
Houdt op met schreeuwen en vloeken.”
Deze boodschap van Paulus staat als een huis.
Ook in de tijd waarin wij nu leven met korte lontjes en de idee dat alles moet kunnen en er weinig aandacht is voor het feit dat je met tact vaak meer bereikt.
Dit alles betekent beslist niet dat we niet boos mogen worden,
“Boos worden” gebeurt niet zomaar en is vaak terecht.
Als iemand lelijk tegen je doet, dan wordt je wel boos.
Maar het gaat erom dat mensen die boosheid niet de kans geven bezit van hen te nemen,
zodanig dat ze alleen nog maar boos zijn en kunnen schelden en van niets of niemand meer willen weten.
Dan kunnen mensen zich zo vast bijten in hun boosheid en zich afsluiten voor hun omgeving.
Dan raken ze als het ware verlamd en kunnen contacten en activiteiten stuk lopen.
Dit is een vorm van afbraak van een stuk leven.
In de denktrant van Paulus is dit een menselijk en begrijpelijk iets.
Maar ook één waar we niet veel mee opschieten.
En het kan de bedoeling niet zijn dat het zo gaat met mensen.
Paulus wil ons een zetje geven in de goede richting om die manier van reageren om te zetten in iets dat veel positiever is.
Zet negatieve energie om in positieve.
Even je hart luchten als je boos bent is prima. Dat lucht op.
Maak van je hart geen moordkuil.
Praat je daarom zo snel mogelijk uit.
En laten we daarbij naar elkaar luisteren en elkaar serieus nemen.
Dan kun je boosheid, leugens, onrecht samen achter je laten en samen opbouwend verder gaan.
Dan blijft er niets zitten dat kan gaan wroeten.
Dit is beter voor ieder mens op zich en voor de gemeenschap.
Dan kan iedereen de mens zijn of/worden die hij/zij kan zijn en tot zijn/haar recht komen.
Kun je goed zijn voor elkaar en vol medeleven, vergeven zoals God de mensen in Christus vergeven heeft.
Dat is het ideaalplaatje dat Paulus schetst.
Wij kennen daar legio voorbeelden van.
Een recent voorbeeld is het volgende:
Afgelopen week hebben we het afschuwelijke nieuws gehoord en gezien van die bootvluchtelingen uit Afrika die op weg naar een beter leven verongelukt zijn.
De schrik slaat je om het hart als je zo iets ziet, maar ook medelijden en verdriet.
Dit soort dingen moet toch niet kunnen.
We kunnen wel boos worden op de kapitein die onvoorzichtig met vuur was.
Maar dat slaat nergens op want dit soort dingen gebeurt steeds weer.
Nu was het Afrika, een andere keer in Azie
Om je dood te schamen.
Want het gaat om de achtergrond: waarom zitten er zoveel mensen onder zulke slechte omstandigheden op zo’n boot.
“Schande” riep paus Franciscus. Weg met die krokodilletranen.
De boosheid spetterde er vanaf.
Ik vond het een opluchting dat eindelijk iemand dat zo ventileerde.
Terecht. De paus heeft de positie om dat zo te doen.
En deze paus durft het ook.
Hij durft in feite de hele wereld ter verantwoording te roepen; waar waren jullie al die jaren?
Wat hebben regeringen gedaan voor hun volken?
Waar zijn al die rebellenorganisaties toch mee bezig?
Hoe kan het zover komen dat jaar in jaar uit zoveel mensen hun leven wagen om kans te maken op een betere toekomst, zonder een uitzichtloze oorlog.
We zullen maar afwachten wat de toespraak van de paus voor effect heeft.
Mensen zullen dit soort problemen toch met elkaar moeten oplossen.
We hoeven ons geen illusies te maken dat dat gemakkelijk zal zijn.
Er zal vast wel geprobeerd worden zwarte pieten aan te wijzen.
Maar dat is de oplossing absoluut niet.
Want dat leidt er alleen toe dat mensen elkaar of zichzelf gaan veroordelen en buiten spel zetten.
Met veroordelen komt alles helemaal vast te zitten en wil niemand nog iets doen, alleen maar vluchten.
We hebben alle reden om vandaag de dag God aan te om vrede en liefde onder de mensen.
Her en der in deze wereld zijn mensen en gemeenschappen helemaal ontwricht en verlamd door wrok, boosheid die voor een hoop geweld zorgt en geschreeuw. Met alle gevolgen van dien.
Wie zal ze stoppen?
Dit brengt ons bij het verhaal van de verlamde die bij Jezus gebracht werd.
Een beeldend verhaal over wat geloof in de macht van God’s liefde vermag als mensen verlamd zijn en hun leven ot stilstand is gekomen.
Het eerste wat Jezus zegt is: “uw zonden zijn u vergeven”
Ik betwijfel of dat het was wat die verlamd man verwachtte en hoopte.
Ik stel me zo voor dat als je leven en alles daarin zo helemaal stil ligt en er totaal geen beweging meer in zit, dat je dan alleen nog maar wil opstaan en lopen. En niet zit te wachten op vergeving van zonden.
Maar daar horen we niets over.
Wat we wel horen is ”dat is godslastering” wat die Jezus zegt. Want dat kan en mag alleen God zeggen.
Dat mogen en kunnen mensen niet. Wat verbeeldt Jezus zich wel?
Zo reageren mensen die denken dat zij kunnen uitmaken wat tegenover God wel en niet mag.
Wat Jezus doet voor de verlamde wordt niet begrepen, maar onmiddellijk veroordeeld.
Jezus zet daar de visie tegenover:
Niemand mag een ander om gemaakte fouten veroordelen of onrein verklaren.
Iedereen moet vergeven. Namens God. Dat wil God.
Als Petrus een tijd later vraagt hoe vaak je een mens moet vergeven, zegt Jezus zelfs: eindeloos veel keer. Het gaat om een houding van vergevensgezindheid.
Die wil Jezus ons hier leren. Daartoe is hij door God gemachtigd.
Waarom?
Deze levenshouding is één van de wijzen waarop God ons wil redden, eindeloze ruzies en oorlogen wil voorkomen.
Vergevingsgezindheid als levenshouding is een belangrijk aspect van de vrede die in Gods naam is te vinden.
Èn een teken van de liefde die God de mensen gegeven heeft en waardoor Hij ze –in Christus- gered heeft.
De liefde die God van de mensen vraagt voor Hemzelf, voor elkaar als voor zichzelf.
Amen
|