10 maart 2013
10 maart 2013
Het teken van het brood
Lieve gemeente van onze Heer Jezus Christus,
U weet vast wel, dat wij, echtgenoot en ik, in Breda wonen,
in het land van Merijntje Gijzen,
dat vertederende Brabantse manneke,
dat uit alle macht probeert
om het ‘Oons Lieven ‘eerke’ naar de zin te maken
en zich zo braaf mogelijk te gedragen.
In dit boek gaat het vaak over eten,
en meestal over brood, over dagelijks brood,
want het gezin waarin dit jongetje opgroeit,
heeft het niet breed
met een vader als boerenknecht.
Als kind al was ik gefascineerd
door de manier waarop Merijntjes moeder brood sneed:
‘Dat deed Merijntjes moeder heel wat mooier!....
Die maakte met de punt van het mes eerst
een paar kruisjes over het brood
en sneed dan kunstig
van die hele dunne, lange boterhammetjes,
verwonderlijk dun en lekker....’
Die kruisjes, die deden ’t hem.
Dat deden ze bij ons thuis nooit,
ook mijn oma niet, die het brood zo tegen haar schort aanhield
en dan even verwonderlijk mooie boterhammetjes afsneed.
Nu weet ik, dat katholieken dat deden.
Ik heb geleerd, dat drie kruisjes over het brood maken,
of, wat ook wel gebeurde,
een kruis maken op de onderkant van het brood,
de manier was om
de duivel weg moest houden.
Dan kreeg je met het brood,
vaak het belangrijkste voedsel dat mensen hadden,
tenminste niet de duivel binnen!
Het teken van de Heer op het brood
werd op deze manier zichtbaar, werd zelfs voelbaar.
Zonder dat teken at men geen brood:
geen brood zonder de Heer.
- Op ons moderne, gesneden brood zou je een kruisje
niet eens meer terugvinden;
jammer is dat.
Dan zegt Jezus tegen zijn vrienden:
Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?
Met andere woorden: bij wie moet je zijn voor brood?
Filippus begint als antwoord geld te tellen
en te berekenen, hoeveel dat wel niet kosten zou.
Het is meer dan hij zich zelfs maar kan voorstellen:
200 denarie is in die tijd
ongeveer 200 daglonen van een werkman.
Dat is omgerekend een maand of zes salaris,
een vermogen dus.
Bovendien zou dat enorme bedrag
deze enorme menigte
nog maar ‘n klein stukske brood opleveren.
U hoort, we zijn helemaal in Brabant vandaag.
Als het om het geld gaat,
als je je geld gaat tellen,
om te zien of je mensen wel te eten kunt geven,
dan gaat het mis, dan is er weinig hoop,
dat is wel duidelijk.
Andreas geeft een ander antwoord.
Hij heeft een jongen gezien,
die vijf gerstebroden en twee vissen heeft.
Brood en vis,
zeven in getal.
Zeven, het getal van de volheid.
Zeven, het getal van de volmaakte schepping van God.
Brood en vis.
‘Maar wat hebben we daaraan voor zoveel mensen’,
zegt hij moedeloos.
Brood en Vis,
naar die twee woorden wil ik graag met u kijken.
Jezus is geboren in Bethlehem
Die naam betekent: huis van brood, broodhuis.
In dat huis, op die plaats,
wordt Hij geboren, die mensen leven geeft,
zoals ons dagelijks brood ons leven geeft
Jezus is het Levend Brood,
Aan ons gegeven door de Vader,
voor elke dag.
Hij is het brood, dat ons voedt, voor nu en voor altijd.
Daarom ook bidden we elke dag, ook in deze dienst:
geef ons heden ons dagelijks brood.
Aan wie we dat vragen weten we heel goed:
In de zinnen daarvoor hebben we dat al duidelijk gezegd:
Onze Vader,
Wiens kinderen wij zijn,
Die in de hemel zijt,
We weten waar U bent
Uw naam worde geheiligd,
Uw naam is anders dan alle andere namen
Uw koninkrijk kome
Mogen we allemaal bij U wonen
Uw wil geschiede
Alles gebeurt zoals u het zegt
In de hemel en op aarde
‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’
Wij weten aan wie we om brood moeten vragen,
we weten wie we om brood kunnen vragen:
alleen aan Diegene die het ons geven kan:
aan onze Broodheer.
Wie ‘brood’ zegt, zegt ‘leven’.
Wie ‘leven’ zegt, zegt ‘God’.
En Vis?
Vis is in het Grieks,
Dat is de taal, waarin het Johannesverhaal is geschreven,
een bijzonder woord.
Vis is in het Grieks, zoals u misschien wel weet: Ichtus.
De letters van dat woord
staan voor Jezus, Christus, Gods Zoon, Redder.
Vandaar dat wij, als we het teken van een vis zien,
Op de achterkant van een auto of op een sticker,
weten, dat die vis het teken is van Jezus.
Wie vis zegt, zegt Jezus.
Er is geen geld,
maar er is wél brood en er is vis!
Van de mensen zal het brood niet komen,
Ze weten niet
waar ze het zoeken moeten,
dus hoe zouden de leerlingen van Jezus het kunnen uitdelen?
‘Laat ze maar gaan zitten’, zegt Jezus.
Er was daar veel gras,
het was een goede plaats om met elkaar te gaan zitten.
In Israël zijn, in mijn herinnering, voornamelijk stenen,
ook in de weilanden, rotsachtige grond,
maar hier zijn, aan de oever van het meer, grazige weiden,
waarop Jezus hen laat uitrusten
en uitnodigt aan de maaltijd.
Er waren daar vijfduizend mannen, staat er.
Twee dagen na Internationale Vrouwendag
is dat natuurlijk niet zo’n mooie zin…
Nu moet u daar niet verdrietig om worden,
want in deze tijd telde men zo.
Je telde de mannen,
die telden het meest mee.
Maar er waren vast ook kinderen bij
en moeders, die hun kinderen bij Jezus brachten
want hij kon wonderen doen,
hij genas immers zieken.
Vrouwen en kinderen waren er zeker,
daar aan dat meer,
en ze zullen, samen met de mannen,
verwachtingsvol naar Jezus hebben gekeken.
Wat zou hij nu weer voor wonderlijks gaan doen?
Jezus neemt het brood in zijn handen,
en dankt zijn Vader voor zijn goede gaven.
Dan verdeelt Hij het brood onder de mensen.
Hij geeft ook ieder van de vis,
zoveel ze wilden.
Toen iedereen genoeg had gekregen,
- want ze hadden volop kunnen eten, zo staat er,
ook de jongen die veertien boterhammen mee naar school neemt
en degenen die liever meer vis eten dan brood -
liet Jezus zijn leerlingen het brood dat over was verzamelen.
Het was zoveel,
ondanks die enorme, inmiddels verzadigde menigte,
dat er twaalf manden over waren.
Twaalf manden,
dat betekent: voor elke stam van Israël een mand vol.
Nu, als je met vijf broden een menigte kunt voeden,
is een mand meer dan genoeg voor een stam van het volk.
Er is brood genoeg.
Er is een voor mensen onvoorstelbare overvloed.
Waarom zie ik dat dan niet iedere dag, lieve gemeente?
Waarom zien wij dat niet?
Waarom zijn wij als Filippus, als Andreas,
waarom weten ook wij niet, waar we het brood moeten halen?
Waarom bidden wij dan elke dag,
- na de lofzang op de liefste Vader van allen,
om brood en geloven we niet
dat Hij brood genoeg geeft
voor allen.
Waarom vergeten we steeds
dat hij leven geeft aan alle mensen,
dat je elke dag mag vragen:
Onze Vader, geef ons vandaag het brood,
geef ons het leven dat wij nodig hebben.
Ik ben blij met u, lieve gemeente,
want u hebt me gevraagd
om me, samen met u
in deze vraag te verdiepen.
Daarom hebben we samen geluisterd.
We hebben samen bij Jezus’ woorden
stil-gestaan
opdat we niet zonder nadenken bidden
‘geef ons heden ons dagelijks brood’
Dit verhaal geeft ons geen wonder,
daar is het ons te wonderlijk voor.
Jezus komt niet om wonderen te doen,
hij komt voor ons, voor de mensen zélf.
Dit verhaal is een teken van God,
het teken van het brood.
Het is een teken van leven, van overvloed zelfs.
Jezus is zelf de liefdevolle gave van God,
die zorgt voor al zijn mensen,
van nu aan tot in eeuwigheid.
Dit verhaal vertelt van onze Heer,
die zich aan ons geeft:
Onze lieve Heer.
Dit verhaal geeft ons heel veel om over te denken:
over een kruisje op het brood
over waarom wij Gods aanwezigheid vragen over het brood,
dat mensen gegeven wordt en dat we samen eten:
‘verwonderlijk brood’
God bedanken voor het brood des levens
dat hij ons in Jezus Christus heeft gegeven,
betekent dat we ons verheugen op God koninkrijk
Ach, lieve gemeente,
Pasen valt dit jaar wéér niet in juli of augustus,
maar op 31 maart.
Het zal daarom, denk ik, wel niet haalbaar zijn
om met z’n allen in het gras te gaan zitten
en samen het paasontbijt te eten.
We kunnen natuurlijk wél
met dezelfde gasten aan tafel gaan,
met Jezus en met elkaar,
- ook al zijn we maar
een kleine menigte
- en zijn we ook niet
zulke beste leerlingen.
We kunnen wél brood delen
- ‘verwonderlijk lekkere dunne sneedjes’-
wij weten waar we het zoeken moeten:
We kunnen het brood uit Gods hand ontvangen,
we kunnen onze Heer ontvangen in ons midden
en genieten van het samen zijn met Hem en met elkaar.
Dan zullen we opgetogen en blij zijn
en Gods lof zingen, op een juichende toon,
die galmt door heel Zeist!
We zullen stralen en lachen
en we zullen het nieuwe leven vieren!
Onze Vader is er zeker bij,
want Hij heeft ons uitgenodigd.
-.-
Laten we ons verheugen op het feest van Pasen!
Lof zij de Vader, in de Zoon, door de Heilige Geest, amen.
Ds. M.C.J.T.Reichmann
Breda, 10 maart 2013
|