Protestantse Kerk in Nederland
Evangelisch-Lutherse Gemeente Utrecht-Zeist e.o.
 
 
16 september 2012 16 september 2012

Gemeente,
Als wij zo de bergrede lezen, kan het gevoel ons bekruipen dat Jezus hierin eigenlijk alles op zijn kop zet. Alles wat wij als waardevol beschouwen, en waardoor wij ons leven laten bepalen, lijkt door hem als waardeloos ontmaskerd te worden. Zo stelt Jezus in het gedeelte dat aan onze schriftlezing voorafgaat alle uiterlijke vroomheid aan de kaak, het openlijk bidden met veel woorden, het voor allen zichtbare vasten, en het geven van aalmoezen om daardoor een goede naam te krijgen. En in het gedeelte van de bergrede dat wij nu gelezen hebben, wordt het bezit van materiële goederen, en de zorg die ieder mens hier¬voor heeft onder kritiek gesteld. Betekent dit echt voor ons, dat wij als zorge¬loze mensen er maar op los moeten leven. Maar hebben wij niet onze verant¬woordelijkheid om wat wij bezitten als goede rentmeesters te beheren? En wanneer wij dit alles horen, kunnen wij ons afvragen, of wij wat Jezus ons hier op¬draagt in deze wereld wel in praktijk kunnen brengen.

 

En zo hebben wij wellicht moeite met de bergrede, en niet alleen wij, maar ook alle mensen de eeuwen door die deze woorden gehoord en gelezen hebben. En er zijn dan ook vele pogingen ondernomen om de bergrede voor onze tijd hun kracht te ontnemen. Zo zijn er theologen geweest, die meenden dat al deze woorden uit de berg¬rede niet voor deze wereld zouden gelden, maar voor het Konink¬rijk van God, dat nog steeds moet komen. En dat Koninkrijk van God is niet iets dat wij hier tot stand zouden kunnen brengen, maar dat wij eens als een geschenk van God zullen ontvangen. Maar is dit wel juist? Want wat Jezus hier opdraagt wordt in een situa¬tie gezegd, die ook de onze is. Er wordt veronder-steld, dat er armen zijn, aan wie aalmoezen gegeven moeten worden. En die armen zullen er toch niet meer zijn in het toekomstige rijk van God. Anderen, zoals de bekende Albert Schweitzer, waren van mening, dat deze woorden niet voor alle tijden zouden gelden, maar alleen voor de tijd, waarin Jezus leefde. Jezus en in zijn voetsporen de oudste christengemeente verwachtte de spoedige doorbraak van het Rijk van God, en in zo'n situatie zijn aller¬lei gewichtige zaken van niet zo groot belang meer. Maar is het wel juist, dat de christelijke kerk, nu de komst van Gods Ko¬ninkrijk maar uitblijft,die gespannen verwach¬ting, die de eer-ste volgelingen van Jezus hadden, nu maar loslaat. Moeten wij niet steeds uit blijven zien naar de komst van dat Koninkrijk? En dan zijn er ook geweest die meenden dat de voorschriften van de bergrede alleen zouden gelden voor hen die een hoge graad van volmaaktheid kunnen bereiken. Deze voorschriften worden dan ook evangelische raden genoemd, die alleen uitgevoerd kunnen worden door hen die zich van deze wereld hebben afgezonderd, de kluizenaars die zich in de wildernis hebben teruggetrokken of de monniken in een kloostergemeenschap.
 

Dat zijn zo allemaal pogingen geweest om wat Jezus in de berg¬rede gezegd heeft eigenlijk onschadelijk te maken. Maar het is de vraag, of wij dit zo kunnen doen. Want van de woorden die wij deze morgen gehoord hebben in ons schriftgedeelte is toch wel duidelijk dat deze gesproken zijn met het oog op onze situ¬atie, en niet met het oog op een nabije of een verre toekomst. En ook heeft Jezus deze woorden gesproken tot ons allen, en hebben zij betrekking op ons gehele leven, ook op dat van door¬ de weeks. Want zoiets als bezorgdheid is toch eigen aan ons dagelijks leven. Want allen kennen wij toch wel de bezorgd¬heid waarover hier gesproken wordt, al zal dan in onze situatie die bezorgdheid niet in de eerste plaats gericht zijn op eten en drinken, zaken die hier in over¬vloed te krijgen zijn. En ook niet op kleding. Want wij kunnen ons nog wel fatsoenlijk kleden. Neen, onze bezorgdheid is op andere dingen gericht, dingen, die, evenals die welke Jezus hier noemt betrekking hebben op onze status. Wij kennen de zorg voor onze status, de angst dat wij niet meetellen, wanneer wij bijvoorbeeld iets niet bezitten dat anderen wel bezitten. Zo zullen verschillen¬den zich afvragen, of zij wel in tel zijn, wanneer zij niet in die auto rijden, waarin zij hun buurman zien rijden, of wanneer zij een bepaalde promotie niet gemaakt hebben. En wanneer wij oud geworden zijn, hebben velen van ons misschien het gevoel, dat zij na hun pensionering niet meer meetellen. En zo zijn wij men¬sen allen wel bezorgd, en het is juist deze bezorgdheid, waar¬over Jezus hier spreekt. Wij moeten Jezus dan ook niet misver¬staan, en denken dat hij ons zorgeloos wil maken in de ongun¬stige zin, zodat wij nergens meer zorg voor hebben. Neen, het gaat Jezus in dit verband om de krampachtige zorg die mensen hebben voor hun prestige. Jezus wil ons niet zorgeloos maken, maar wel onbezorgd. En ging het in het begin van dit hoofdstuk om het aanzien in godsdienstige zaken, hier gaat het dan om het maatschappelijke aanzien, en de gedachte dat eten, drinken en kleding wezenlijk zijn voor ons mensen.. "Kleren maken de man" is een bekende zegswijze bij ons. Maar hier gaat Jezus tegen in. Want het is niet zo dat Jezus ons in de Bergrede oproept tot het beoefe¬nen van een strenge ascese, een geheel versterven van het li¬chaam door zo weinig mo¬gelijk te eten. Zo'n strenge ascese heeft Jezus zelf ook nooit beoefend. Want in tegenstelling tot iemand als Johannes de Doper at en dronk hij overvloedig, zodat hij wel een wijnzuiper werd genoemd, en dat nog wel samen met tolle¬naars en zondaars. Neen het is niet zo, dat Jezus goed eten en drinken op zich¬zelf veroordeelt. Wat hij wel veroor¬deelt is de bovenmatige bezorgdheid om die dingen te verkrij¬gen, en dan wel in het bijzonder om daarmee aanzien te verkrij¬gen, zodat iedereen kan zeggen: Kijk eens, wat een overvloedige en rijke maal¬tijden hij aanricht, en kijk eens, in wat voor mooie kleren hij rondloopt.

In het evangelie van Lukas volgen deze woorden van Jezus op de gelijkenis van de rijke dwaas, die de rijke opbrengst van zijn oogst in extra schuren wilde opslaan om van een onbezorgde oude dag te kunnen genieten, maar diezelfde nacht nog werd hij ver¬rast door de dood, zodat al dat opslaan voor niets geweest was. Ook in die gelijkenis gaat het om de zorg van iemand om veel van iets te bezitten om daardoor uit te steken boven ande¬ren, die minder bezitten. Maar, en dat wil Jezus ons hier dui¬delijk maken, een mens behoeft zich niet veel te ver-werven om iets te kunnen betekenen. Het menselijke leven op zichzelf, ja ieder leven van ieder persoonlijk heeft waarde voor God. En om zijn toehoorders aan het denken te zetten stelt Jezus de vraag: is het leven of wel de ziel niet meer dan het voedsel en het li¬chaam meer dan de kleding? En dan wijst hij erop, hoe het in de natuur er aan toegaat. Want kijk maar naar de vogels. Zij zaai¬en niet en zij maaien niet, en ook brengen zij niet bijeen in schuren, zoals die rijke dwaas deed. En toch krijgen zij hun voedsel, iedere dag opnieuw direct uit Gods hand, zodat zij in leven kunnen blijven. En kijk ook eens naar de bloemen op het veld, zoals de leliën. Zij spinnen en weven niet, zoals de boerinnen plachten te doen. Maar toch krijgen zij van God een kleed dat mooier is dan alle prachtige gewa¬den van een koning zoals Salomo. En die koning noemt Jezus hier, omdat deze voor de Israëlieten het symbool was van de rijkdom. En ieder die hierop let, moet toch wel de conclusie trekken, dat een mens, die meer is dan de vogels en de bloemen, en die in de ogen van God  de kroon van de schepping is, des te meer alles wat hij nodig heeft van God zal ontvangen. Als vogels en bloemen voor God een voorwerp zijn van zijn zorg, hoeveel te meer zal een mens dat voor God zijn?
 

Dat wij mensen een voorwerp zijn van de zorg van God komt ook naar voren in het gedeelte uit het Oude Testament dat wij gelezen hebben. Daar in dit laatste hoofdstuk van het boek van de profeet Jesaja heeft de profeet, die een bood-schap heeft voor diegenen van het volk Israël, die uit de ballingschap zijn teruggekeerd,  een visioen. Zij zien alleen maar de puinhopen van een ver¬woeste stad, en zij vragen zich bezorgd af, hoe dit alles weer opgebouwd wordt. De profeet ziet echter al het herstelde Jeruzalem voor zich, waarin overvloed zal zijn. En dat wordt zeer beeldend uitgedrukt: Aan haar vertroostende moeder¬borst zullen jullie drinken en verzadigd worden. En de rijkdom van alle volken zal als een overlopende beek naar hen toestromen. En zo zullen ook wij mogen leven van de overvloed, die God ons schenkt. En door die boodschap wil Jezus ons bevrijden van al die krampachtigheid en bezorgdheid voor ons materiële bestaan. En dat doet hij door ons duidelijk te maken, dat dit niet het meest wezenlijke is van ons bestaan. Het meest wezen¬lijke voor ons mensen is onze verhouding tot God. En daarom sluit Jezus deze vermaning af met de woorden: zoek eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en al die andere dingen zullen u bovendien geschonken worden. Het belangrijk¬ste voor ons is het Koninkrijk van God dat in Jezus Christus op deze aarde is gekomen. Wanneer wij Jezus' volgelingen geworden zijn, bevinden wij ons in dit koninkrijk en leven wij ook volgens de regels van dit konink¬rijk. Burgers zijn wij dan geworden van dat rijk, en niet meer van deze wereld. Hoewel wij ons hierin nog bevinden, is de plaats waar wij thuis zijn toch elders. En dit koninkrijk legt beslag op ons allen, die tot de gemeente van Jezus Christus behoren, en ook op ons gehele leven. Omdat wij tot dit rijk mogen behoren, zijn al die materiële zaken, die volgens ons zo'n gewicht in de schaal leggen, van minder gewicht geworden. Zij zijn voor ons niet van wezenlijk belang, zodat ons menszijn daarvan zou afhangen. Maar zij mogen gezien worden als een toegift, tot iets dat ons bovendien geschonken wordt. Iedere dag opnieuw mo¬gen wij van de vruchten van ons werk genieten. Wij mogen er dan van genieten als van een geschenk van God. En dat inzicht mag een bevrijdend inzicht zijn. Bevrijd mogen wij zijn van die angsti¬ge zorg voor ons leven, en voor ons aan¬zien en ons prestige. Van die zorg mogen wij ons bevrijd weten, wanneer wij verbonden met Jezus Christus leven. Maar dat wil nog niet zeggen dat wij dan zorgeloze mensen geworden zijn. Want wij mensen zijn nu eenmaal geschapen om bezig te zijn, zorg voor iets te hebben, en ook vooruit te zien in de toekomst. Neen, wij worden niet tot mensen, die nergens meer voor te zorgen hebben, maar wel is onze zorg anders gericht, namelijk is ze gericht op degene die naast ons staat. Paulus schrijft daarover in zijn brief aan de Galaten wanneer hij de gemeente oproept om zich in hun leven door de Heilige Geest te laten leiden en dat we als gemeenteleden zorg hebben voor elkaar. Zo wekt hij hen op om elkaars lasten te dragen, wat ook inhoudt dat wij niet onverschillig ervoor zijn, wanneer iemand een misstap begaat.  En verder om het goede te doen voor ieder, maar vooral voor de geloofsgenoten, in de oude statenvertaling stond huisgenoten des geloofs.  Ook als wij in het Ko-ninkrijk van God leven, zijn wij bezorgd, hebben wij zorg, niet voor onszelf in de eerste plaats, opdat wij meer zouden worden, maar voor andere mensen, opdat zij er beter aan toeraken. Omdat God in Jezus Christus voor ons zorgt, zullen ook wij voor el¬kaar zorgen, zullen wij zorg hebben voor allen die ook tot de gemeente van Jezus Christus behoren, maar die zorg zal zich niet tot hen beperken, maar zich ook uitstrekken naar alle mensen, die op onze weg komen en onze hulp nodig hebben. Wan¬neer wij bevrijd zijn van de zorg voor ons leven, dan is er de ruimte gekomen om onze zorg te richten op allen die onze zorg nodig hebben. En zo heeft Jezus dit woord: "Weest niet bezorgd over uw leven" niet gesproken als een dwingend gebod, maar als een bevrijdend woord, waardoor wij van onszelf verlost wor¬den, en wij de ruimte krijgen om onze zorg op anderen te richten. En Jezus zou zijn woorden nog hebben kunnen aanvullen, en positief hebben kunnen zeggen: Omdat God voor jullie zorgt, zorg dan ook voor jullie medemensen. En laat dit ook de leefregel zijn die ons gehele leven hier en nu in deze wereld beheerst.
Laat dan mijn hart U toebehoren
en laat mij door de wereld gaan
met open ogen, open oren
om al uw tekens te verstaan.
Dan is het aardse leven goed,
omdat de hemel mij begroet.
A M E N

 

 

terug
 
 
 
 
Wie zijn wij
De Evangelisch-Lutherse gemeente Zeist is een kleine geloofsgemeente, die deel uitmaakt van de Evangelisch-Lutherse Gemeente Utrecht-Zeist e.o.. De gemeenschap wordt gekenmerkt door een sterke onderlinge verbondenheid en een grote openheid naar buiten. In de (tweewekelijkse) zondagse eredienst volgen we de Lutherse liturgie en zoeken we in Woord en Sacrament verbinding met God. Zo willen we ons laten inspireren om in pastoraat en diaconaat om te zien naar onze naasten dichtbij en ver weg.
 
Lutherkapel Zeist, Woudenbergseweg 38

KvK  De Evangelisch-Lutherse Gemeente Utrecht-Zeist e.o. te Utrecht staat bij de Kamer van Koophandel ingeschreven onder no. 76366715 . meer
 
Verhuur
Voor het huren van de gemeentezaal en/of de kerkzaal: zie de informatie onder Organisatie / Koster, Beheer en Verhuur.
 
 
Giften /schenkingen en ANBI
Een ANBI is een algemeen nut beogende instelling. Dat betekent dat ieder die een gift geeft, dit van de belastingdienst mag aftrekken van de inkomstenbelasting. Een instelling kan alleen een ANBI zijn, als ze zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen nut.
Zie voor giften / schenkingen de informatie onder Financiën.
 
 
Preken
Onder het kopje Kerkdiensten/preekarchief kunt u een aantal diensten/preken nalezen!
 
 
Protestantsekerk.net is een samenwerking tussen de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland en Human Content Mediaproducties B.V.