25 maart 2012 - Judica
25 maart 2012 - Judica
n.a.v. Exodus 14:15-31, Hebreeën 9:11-15 en Johannes 8:46-59.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Vandaag is het zondag Judica = Doe mij recht.
Deze naam Judica komt van een psalmvers ps 43:1, 2a.
Die hele tekst luidt: Verschaf mij recht, o God, vecht voor mijn zaak.
Bescherm mij tegen een liefdeloos volk, vol list en bedrog.
U bent toch mijn God, mijn toevlucht.
Dit is niets minder dan een smeekbede om hulp, om bescherming en recht=recht om er te mogen zijn en een menswaardig bestaan te kunnen leiden.
Deze smeekbede geldt voor goede en kwade dagen.
Als alles goed gaat kunnen we er zo oog voor houden hoe rijk en gezegend we zijn.
Dat is niet alleen maar mensenwerk.
Als het minder goed gaat dan hebben mensen vaak iemand nodig om hun hart bij uit te storten en hulp te vragen.
Hoe vaak denken mensen niet: waar heb ik/waar heeft hij/zij dit aan verdiend? Dit is niet eerlijk.
Bijv. die schoolkinderen die met die bus verongelukten en die andere kinderen die met hun vader vermoord werden. En al die onschuldige mensen in Syrië die met zoveel geweld geconfronteerd worden. Hoe is het mogelijk?
Hoe is het mogelijk, waar hebben ze het aan verdiend, menselijke gedachten die heel spontaan opkomen.
Soms met allerlei emoties die er even uit moeten.
Je moet dan je hart even luchten.
Maar het zijn ook gedachte die je uiteindelijk niet verder helpen.
Wat een mens wel vooruit helpt is dat we dan God mogen smeken om recht.
Van de kant van mensen, maar ook van God.
Met dat bidden begin je zelf al iets te doen en doorbreek je al je eigen verlamming.
Nu denkt u misschien: ja natuurlijk, dat spreekt vanzelf.
Dat bidden doen we toch al.
Ja.
Als er iets gebeurt denken we eerst: o God, help.
We gaan er zonder meer van uit dat we gehoord worden.
Maar is dat gehoord en geholpen worden zo vanzelfsprekend?
Dat is de vraag.
Als we mensen om vragen is de reactie vaak: Dat is niet best, kan ik je helpen.
Maar er wordt ook wel eens gezegd: dat is jouw probleem, zoek het maar uit.
Bij mensen ben je onzeker of je hulp krijgt, of je recht gedaan wordt.
Bij God is het anders: bij Hem kunnen we altijd terecht met onze vragen en noden.
Dat is iets wat zeker is.
Dat wil en gebiedt Hij ons zelfs te doen.
Dat hebben we in het begin van de dienst ook al gehoord.
Het is de bedoeling dat we dat gebod serieus nemen, niet alleen in de kerk maar ook in het leven van alledag.
Dus voel u vrij om alles wat u op uw hart heeft ten alle tijde bij God neer te leggen.
Want het is God ernst dat er dan ook hulp komt.
Dat kunnen we lezen in de bijbel.
Straks lazen we over Mozes.
Hij is met het volk Israël op de vlucht voor het Egyptische leger.
Ze rennen voor hun leven om te ontkomen aan een slavenbestaan waarin ze hun leven niet zeker waren en waar velen aan onderdoor gingen.
Ze zijn op een punt aangekomen waar ze geen kant opkunnen.
Achter zich de farao met zijn leger, voor zich de Schelfzee.
O God, help hoe komen we in Godsnaam hier levend uit.
En die smeekbede had meteen gevolg.
Het volk, kwetsbare mannen/vrouwen/kinderen in doodsnood vond door dat grote water heen een weg naar de overkant.
Een zee of groot water staat in de bijbel vaak voor chaos, een vernietigend ogende chaos.
Maar al voortgaande met de moed der wanhoop week de chaos.
Omdat men zich alleen nog op God kon verlaten –en dat ook deed-kwam er een uitweg, redding van een wisse dood.
Het Egyptische leger, sterke mannen en goed toegerust,
dat zich niet bezig hield met God en gebod en alleen op eigen kracht en wapens vertrouwde, blind voor de verschrikkelijke slachtpartij waar ze op uit zijn,
volgde zijn eigen vernietigende plan en liep hier dood en ging zelf ten onder in chaos.
Het was een harde les voor de Egyptenaren dat God die er in liefde en vol ontferming voor mensen is, het als hun steun en toeverlaat wint van wat die mensen bedreigt.
Omdat de mensen kracht en moed putten uit hun geloof in Gods nabijheid en bescherming.
Maar ook een mooie les voor degenen die ontkwamen: zo werkt het als je God te hulp roept en je dan toevertrouwt aan zijn leiding en daar de kracht en de motivatie van krijgt om je niet over te geven aan zo’n kwade macht.
Dat geldt niet alleen voor het joodse volk, maar voor alle mensen.
Dat laatste heeft Jezus de mensen geleerd.
Hij heeft sprekend en al doende veel mensen van zijn eigen volk terug gebracht bij God waarvan het afgedwaald was.
(Dat gebeurde nog al eens dat het joodse volk en zijn leiders God - zoals hij zich in het verleden aan hen openbaarde -vergaten, en hun eigen ideeën over God volgden.)
En Jezus heeft zijn discipelen de wereld ingestuurd om alle mensen te vertellen dat God er ook voor hen is.
en dat dus iedereen zich tot Hem mag wenden in vreugde en verdriet.
In vreugde om God te loven en te danken, in verdriet en nood om zijn hulp in te roepen.
Om te laten zien dat Jezus dit mocht doen en dat hij met gezag sprak en handelde in naam van God, schrijft Paulus in zijn brief aan de Hebreeën, dat Jezus Hogepriester was.
De hogepriester is de hoogste van alle priesters.
Dat was geen nieuw ambt. Het bestond al eeuwen.
Dus wat dat betreft stond Jezus in een lange traditie.
De belangrijkste taak van de Hogepriester was dat hij als enige priester één keer per jaar het allerheiligste van de tempel mocht betreden.
Dat moest hij doen om een verzoeningsritueel uit te voeren voor het volk; dat gebeurt op Grote Verzoendag.
Daardoor verkregen de mensen voor een jaar vergeving van zonden.
Dat ritueel moet ieder jaar herhaald worden.
Het grote verschil tussen de andere Hogepriesters en Jezus als Hogepriester was,
I dat Jezus geen hogepriester in de tempel in Jerusalem was, maar voor zijn volgelingen en
II dat Hij eens en voor altijd verzoening voor alle mensen verkregen heeft van God.
Dat heeft er mee te maken dat hij zichzelf helemaal heeft gegeven voor het werk van God voor de mensen. Hij heeft zichzelf geofferd.
Hij deed dat doordat Hij solidair was met de mensen.
Hij stond niet ver van de mensen af zoals we bij vel andere leiders zien.
Hij stond midden tussen de mensen voor wie hij zich in Gods naam inzette.
Hij was een hogepriester die in staat was mee te voelen met onze zwakheden.
Hij kende het leven en de mensen door en door en wist hoe veel dingen werkten.
Hoe mensen blij kunnen zijn en alles vergeten, opgaan in zichzelf.
Hoe mensen kunnen worstelen met God, hun medemensen en met zichzelf.
Bovendien werd Hij zelf ook zwaar op de proef gesteld, precies als wij.
Hij wist wat het was om er niet te mogen zijn, om honger en dorst te hebben, te worstelen met de vraag: wat moet ik nu, wat is de zin van mijn leven?
Maar er was wel een verschil met ons:
Jezus liet zich bij alle beproeving niet verleiden te zondigen of te vergeten wat God zou willen in allerlei situaties.
Hij liet nooit iets tussen hem en God komen.
Zo is Jezus de Hogepriester die mensen nodig hebben.
Hogepriester zal Hij altijd blijven voortbestaan in de harten van de zijnen, voortlevend midden tussen de mensen die God zijn toegedaan en God zoeken.
Op Jezus nabijheid en solidariteit mogen ‘mensen blijven rekenen.
In het gebed van deze zondag vragen we God dat Hij het ons schenkt
dat we leven en sterven van onze Hogepriester met een gelovig hart aanvaarden en
ons verlaten op zijn voorbeden.
De verzoening van ons mensen met God,
de vergeving voor als we teveel met onszelf bezig zijn en onze eigen koers varen, en daardoor fouten maken en tekort schieten jegens God, medemensen en onszelf
kunnen we alleen in geloof aannemen. Ons verstand is hier onbruikbaar.
Maar waarom zouden we geloven?
Dat moeten we doen om uit die verzoening die Jezus voor ons verwierf, te kunnen leven.
We moeten geloven in wat Jezus gedaan heeft
Want alleen als we dat doen, kan het werken.
En kunnen we ons vrij voelen van wat ons allemaal in de weg zit en dat ons klem zet, tot slaven maakt.
Dat wij zouden ervaren hoe die verzoening werkt daarvoor is Jezus gekomen, dat was zijn betekenis.
Alleen door in hem te geloven kunnen we hem en God eren.
Maar dat geloven, dat aanvaarden van Jezus leven en sterven als Hogepriester en ons verlaten op zijn voorbeden voor ons bij God, hoe doe je dat?
Ook daarbij hebben we Gods hulp nodig en daar mogen we gelukkig ook om vragen.
In het vertrouwen dat God niets liever wil dan zijn mensen daarmee helpen en recht doen.
Bonhoeffer heeft dat zo onder woorden gebracht:
“Mensen gaan tot God in hun nood,
smeken om hulp, bidden om geluk en brood,
om redding uit ziekte, schuld en dood.
Zo doen ze allen, allen, christen en heiden.
Mensen gaan tot God in zijn nood,
vinden hem arm, gesmaad, zonder dank boven zijn hoofd en brood,
zien hem worstelen met zonde, zwakte en dood.
Christenen staan bij God in zijn lijden.
God gaat naar alle mensen in hun nood,
verzadigt lichaam en ziel met zijn brood,
sterft voor christenen en heidenen de dood aan het kruis,
en vergeeft hen beiden.”
We weten: Jezus heeft veel weerstand ondervonden. En nog.
Dit verzet tegen God maakt deel uit van Jezus’ lijden.
De komende twee weken tot Pasen noemen we de lijdenstijd.
A.S. Zondag heet niet alleen Judica maar ook Passiezondag.
In die twee weken wordt het lijden en sterven van onze Heer herdacht, gaan we in gedachten met Hem mee,
die solidair met de mensen is geweest en ervoor gezorgd heeft dat ze altijd bij God terecht kunnen met hun vragen en noden.
Jezus’ lijden gedenken is een serieuze zaak maar het moet geen treurmars worden,
want daarvoor is Pasen een te groot feest als het feest van Jezus’ eindoverwinning op alles dat zich tegen het nieuwe leven in Gods Naam verzet.
en daar mogen we nu al naar vooruit kijken
en deel aan hebben als we zo het heilig Avondmaal met elkaar vieren.
in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest
Amen
|