4 augustus 2013
4 augustus 2013
Preek gehouden op zondag 4 augustus 2013 in de ELG Zeist n.a.v. 1 Sam.1:1-20 en Lucas 10:38-42.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
In het gebed van deze zondag hebben we ons “deemoedig” tot God gericht.
Ik vind het eerlijk gezegd oubollig klinken
Het woord “deemoedig” zijn we in het dagelijkse leven ontwend.
Het heeft daar plaats gemaakt voor “je recht opeisen” en evt. stampvoeten en een grote mond opzetten als je je zin niet krijgt.
Maar dat is nog steeds niet de manier om God iets te vragen.
En dat zal ook niet veranderen. Dat kan ik me tenminste niet voorstellen.
“Deemoedig” dus hebben we God gevraagd: “wend van ons af wat ons schaadt en schenk ons wat het beste voor ons is”.
Ik weet niet wat deze woorden vanmorgen bij u oproepen
- we zijn hier tenslotte allemaal met onze eigen bagage aan mooie en moeilijke ervaringen en grote en kleine zorgen –
en vanuit die bagage kunnen we heel verschillende luisteren en associeren.
Bij mij als mens en als pastor roept dit gebed een aantal schadelijke zaken op waarmee ik de afgelopen tijd mee geconfronteerd werd en waar niemand op zit te wachten:
een handicap hebben, ernstig ziek zijn, iemand die daarbij ook nog een ongeluk kreeg = ze viel en ligt nu in het ziekenhuis met ook nog een aantal botbreuken;
verder zorgen over kinderen of kleinkinderen (gezondheid/ontwikkeling/weerbaarheid in deze harde tijd), mensen wier baan op de tocht staat,
een mens die van streek is omdat hij/zij akelig gepest wordt.
Dingen waar niemand op- zit te wachten en waarvan ik bij dit gebed in eerste instantie denk: o God, kunt u die mensen helpen en die dingen van ze weg nemen zodat alles helemaal goed is?
Kunt U niet een knop omzetten. Dat wil ik het liefste.
Maar kan/mag ik dat wel vragen, is dat wel reëel?
Al die dingen horen nou eenmaal bij het leven en als je er hulp bij nodig hebt, dan moet je maar naar een specialist. Want wat kan God hier nou mee?
Daar komt meteen de vraag bij: wat kan ik God dan het beste voor een mens met problemen vragen?
Of wat kan hij-/zij zelf het beste aan God vragen?
Of moeten we maar zeggen: wilt U ze geven wat U het beste vindt. Want U weet dat vast beter dan dat we het zelf weten.
Dat klinkt wel vromer, maar - eerlijk gezegd - vind ik dat toch wel moeilijk.
In mijn hart zou ik God toch wel graag een duwtje in de goede richting willen geven.
Maar wat is de goede richting?
Als ik denk aan Hanna, de moeder van Samuël, die zo verdrietig was omdat ze geen kinderen kon krijgen en daarom ook nog eens zo gemeen gepest en getreiterd werd door Peninna, de andere vrouw van Hanna’s man.
Als je je realiseert wat Hanna allemaal overkomt, dan voel je je boos worden.
Ik tenminste wel.
en dan vraag je je af: kan dit zomaar, God, al dat gesar terwijl die vrouw het al zo moeilijk heeft.
“Dit kan, ja” Dit soort dingen gebeurt nog altijd, onvoorstelbaar.
Heel opvallend is het in het verhaal dat er verder geen woord wordt vuil gemaakt aan die Peninna.
Niet over boosheid of straf. Ik zou denken: ga het die peninna maar eens goed vertellen dat dat getreiter niet kan. We horen niets van dien aard.
Dat betekent niet dat er niets gezegd is van haar gemene manier van omgaan met Hanna en haar verdriet.
Maar in het verhaal wordt ze verder dood gezwegen.
Alle aandacht gaat uit naar Hanna. en dat is niet voor niets.
Hanna heeft de aandacht en liefde van haar man, die haar op zijn manier probeert te helpen.
En ze krijgt de aandacht, liefde en zegen van God.
Gelukkig gaat Hanna met haar intense verdriet naar de tempel, naar DE plaats waar een mens -in die dagen - God kan zoeken en vinden.
Daar stort Hanna in stilte haar hart uit bij God en bidt ze om Gods erbarmen dat ze toch een kind mag krijgen.
Hanna heeft veel te bidden en te vragen: honderuit
En daar kan geen mens tussen komen.
Ook Eli niet in zijn bezorgdheid voor wat Hanna daar in de tempel zit te prevelen.
Als hij hoort waarom Hanna daar is zegt hij haar Gods vrede en zegen toe.
Dat helpt samen met het bidden.
Hanna put daaruit de kracht en de hoop die ze nodig heeft om verder te kunnen.
Heel mooi is dat er verteld wordt dat haar man als ze weer thuis zijn met haar slaapt.
Dit is het verhaal van een liefde die niet stuk te krijgen is door zo iets ingrijpends als kinderloosheid.
Als Hanna dan zwanger blijkt te zijn, is het de liefde van God en mens die het gewonnen heeft van alle verdriet en de liefdeloosheid.
Hanna kreeg uiteindelijk het beste wat ze maar kon krijgen.
Ze had veel geduld moeten hebben en veel moeten verdragen, maar de blijdschap zal heel groot geweest zijn.
Was ze veel beter af dan Peninna. Want die vrouw met alles wat zij had, miste liefde en mededogen voor een naaste, maar ze miste ook de liefde van God en echtgenoot die speelden in haar leven geen rol. Er staat ook nadrukkelijk geschreven dat Elkana, beider echtgenoot, Hanna liefhad.
Hanna kreeg een zoon, Samuël, een man over wie we nu nog praten.
En na hem kreeg Hanna nog meer kinderen.
De liefde wint.
Die maakt sterk, doet hopen en creëert nieuw leven.
Als je er maar in gelooft. Hanna doet dat.
In het verhaal van Hanna ontspruit er letterlijk een nieuw leven.
Op een moment dat ze het niet meer verwachtte.
Ze doet denken aan Sara, die de gedachte aan een kind van zichzelf allang van zich afgezet had.
Ze doet ook denken aan vrouwen in onze tijd die het net zo vergaat.
En die zich dan uiteindelijk ook zo gezegend mogen voelen.
Zo gaat het helaas niet voor alle kinderloze vrouwen die het graag anders gewild hadden.
Maar vaak zie je dan dat de liefde ook in hun leven zijn weg zoekt en op een andere manier wint en vrucht draagt.
Ik ken een vrouw die zich ging inzetten voor een kindertehuis in Afrika.
De kinderen daar werden haar kinderen aan wie ze al haar liefde en zorg kwijt kon.
Zo zijn er meer vrouwen en mannen die een bijzondere zorgtaak op zich namen.
en voor wie er een nieuw en vruchtbaar leven kwam.
Het verhaal van Hanna is een voorbeeldverhaal. Herkenbaar en daardoor aansprekend.
Het gaat om een leven lijden vol liefde, wat je kruis ook is, wat voor zorgen je hebt.
Dat is het beste dat een mens kan krijgen.
Los zijn van wat een mens schaadt: van ondankbaarheid voor wat je wel hebt of wel kunt, lost zijn of geen last hebben van “niet kunnen genieten van het goede”, vrij van jaloezie en venijn , liefdeloosheid. Die dingen blokkeren alleen maar. Zijn naar voor anderen en voor jezelf.
en de energie die daarin gaat zitten, kun je zoveel beter gebruiken.
Makkelijk gezegd? Je moet het maar kunnen.
Nee, niet gemakkelijk gezegd.
Je hoeft niet in het wilde weg van alles te doen wat je niet wil of kunt.
Denk eens aan Jezus: luister eerst eens naar hem.
Ga er eerst aar eens voor zitten om te horen en erover na te denken waarover het allemaal gaat.
Het doen komt dan daarna, maar zal veel minde moeite kosten en veel beter gaan als je eerst Gods Geest de gelegenheid geeft zijn werk te doen.
Dan kan die je leiden en sturen en er voor zorgen dat je samen met anderen iets van je leven kunt maken, problemen de baas kunt worden.
Als het even kan met een “blij”hart en niet zwaar op de hand of zo vol zorg dat je daardoor opgeslokt wordt, onvoldoende ruimte overlaat voor de liefde en de vreugde die de kern van Jezus’booschap zijn.
Met een “blij”hart, dat is met een hart vol geloof,hoop en liefde ++vreugde dat God zo over ons leven wil regeren.
Amen.
|