Protestantse Kerk in Nederland
Evangelisch-Lutherse Gemeente Utrecht-Zeist e.o.
 
 
17 maart 2013 17 maart 2013

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

O God, kom mijn geding beslechten. Dat waren de eerste woorden van onze in¬tochtspsalm, die wij gezongen hebben. Onberijmd luiden deze woorden als volgt: verschaf mij recht, o God. Het zijn ook de woorden, waarnaar deze zon¬dag, de vijfde zondag van de veertigdagentijd, is genoemd, en wel met de het eerste woord van deze psalm in de Latijnse vertaling, namelijk iudica. Het zijn daar de woorden van iemand, die het kwaad te stellen heeft met mensen die hem vijandig gezind zijn, en hem niet in zijn recht laten, die hem niet gunnen, wat hem toekomt. In de schriftlezingen van deze morgen hebben wij ook kunnen opmerken, dat het recht hierin centraal staat. In onze lezing uit het Oude Testa¬ment, het bekende verhaal van de uittocht van het volk Israël uit Egypte en van de doortocht door de Rietzee draait het toch om het recht. Het gaat om de vraag, wie nu eigenlijk wel het recht heeft op het volk Israël. Is het de farao van Egypte, die dat volk als zijn bezit beschouwt en het bestemd heeft voor het ver¬richten van zware slavenarbeid? Of is het God, die zich aan Mozes heeft geo¬penbaard, en die dat volk van die slavenarbeid wil bevrijden en het een leven in vrijheid wil schenken. En daar in de Rietzee valt daarover een beslissing en ver¬schaft God zijn  volk recht. Kijken we naar onze evangelielezing, dan komen wij daarin duidelijk een rechtsgeding tegen tussen Jezus en zijn Joodse tegenstan¬ders, die hem duidelijk het recht betwisten om zichzelf te zijn, namelijk om als Zoon van God in hun midden op te treden. En Jezus doet hier duidelijk een be¬roep op God zijn Vader om hem recht te doen, of beter hij geeft eigenlijk aan ervan verzekerd te zijn, dat God hem recht zal doen.

In al die verhalen zien wij duidelijk een tegenstelling tussen ons menselijke recht en het goddelijke recht. Dat het menselijke recht niet volmaakt is, weten wij maar al te goed. Hoe vaak is er ook in ons land niet sprake van een gerech¬telijke dwaling, en blijkt iemand die tot zoveel jaren gevangenisstraf is veroor¬deeld niet na jaren toch onschuldig te zijn? En in hoeveel landen met een dicta¬toriaal regiem wordt het recht met voeten getreden en worden onschuldige men¬sen in de gevangenis geworpen? En hoe onrechtvaardig is ook de verdeling van de welvaart in onze wereld, en vaak ook in welvarende landen. Immers het is zeker niet uitsluitend een christelijk principe, dat rechtvaardigheid betekent, dat ieder zijn deel krijgt, maar dat beginsel werd ook door de oude Grieken aange¬hangen. Daartegenover houdt het goddelijke recht in, dat er voor iedereen een menswaardig bestaan is weggelegd, en bovenal dat ieder in vrijheid mag leven.

Dat het goddelijke recht bevrijdend recht is, wordt ons zeer duidelijk gemaakt in het verhaal van de uittocht van het volk Israël uit Egypte. Eindelijk heeft Mozes van de farao de toestemming gekregen om met het volk weg te trekken de woestijn in. Die toestemming heeft de farao Mozes echter wel gegeven, nadat zijn volk door vele rampen was getroffen. Maar dan krijgt de farao er spijt van dat hij die toestemming heeft gegeven. Hij zet dan de achtervolging in, en pro¬beert de Israëlieten weer terug te halen in het slavenhuis. Hij wil weer beslag op hen leggen, omdat hij meent recht op hen te hebben. Maar zij worden beschermd door de Here God, die bij hen op een verborgen wijze, maar toch ook zichtbaar aanwezig was,  namelijk in een wolkkolom, die ‘s nachts veranderde in een vuurkolom.  Het opmerkelijke is nu, dat deze wolkkolom, die ook de engel van God wordt genoemd, van plaats verandert. Eerst trok deze voor het volk uit om het de weg te wijzen. Nu stelt deze zich op achter het volk en plaatst zich tussen het leger van de Egyptenaren en het volk om het tegen de Egyptenaren te be¬schermen. Voor de Egyptenaren verspreidde deze wolk alleen maar duisternis, zodat zij de Israëlieten niet konden naderen. De Heer geeft echter Mozes de op¬dracht om verder te trekken, de zee in, in de richting van de woestijn. En dan geschiedt er een wonder. Want als Mozes zijn hand met daarin zijn  staf uit¬strekt, wijkt het water van de zee terug, zodat er een pad komt, waarlangs het volk verder kan trekken. Door een harde Noord Oostenwind wordt het water naar het zuiden gedreven. Veilig komt dan het volk aan de overzijde. Maar het Egyptische leger gaat daar achteraan met al die paarden en strijdwagens, maar dan stroomt het water weer terug, zodat dat leger overspoeld wordt en al die Egyptenaren omkomen. Op een voor ons gevoel zeer harde wijze wordt zo dui¬delijk gemaakt, dat het recht van God sterker is dan dat van de farao. Dat god¬delijke recht, dat hier zegeviert, houdt ook in de bevrijding van het volk. En dat het leger van de farao op een harde wijze vernietigd is, is een teken, dat er een einde komt aan dat menselijke recht, dat de slavernij van een volk beoogt. En dan zal de wolkkolom en de vuurkolom hen weer vooruit gaan en hen de weg wijzen naar de heilige berg, de Sinaï, zoals in de Psalm degene die daar aan het woord is geleid wordt door Gods licht en waarheid naar de heilige berg.

Die waarheid van God zal ons niet alleen leiden, maar ons ook bevrijden, zoals wij lezen in onze schriftlezing uit het Johannesevangelie. Jezus heeft daar een lang gesprek met de Joden, waarvan wij een groot gedeelte gelezen hebben. En dit gesprek heeft ook het karakter van een rechtsgeding, want het eindigt in een veroordeling van Jezus. Wij kunnen dit gesprek eigenlijk zien als een heenwij¬zing naar het proces, dat voor de joodse raad zal plaatsvinden, en dat eindigt met zijn ter dood veroordeling. Misschien heeft Johannes dat gesprek hier met opzet in zijn evangelie opgenomen om ons duidelijk te maken, waarom Jezus nu ei¬genlijk veroordeeld is. De weergave van het eigenlijke proces is namelijk zeer kort. In de loop van dit gesprek is er echter een moment, waarop, zoals wij aan het begin van onze lezing gezien hebben, er Joden tot het geloof komen. Nu is het opmerkelijk in het Evangelie van Johannes, dat de tegenstanders van Jezus met de term Joden worden aangeduid. In de andere evangeliën zijn dat meest de Farizeeën of de Schriftgeleerden, en soms ook de Sadduceeën. Maar hier hebben wij te maken met Joden die op een of andere manier toch in Jezus zijn gaan ge¬loven.  Maar toch blijkt Jezus niet tevreden te zijn over hun geloof. En in de loop van het gesprek wordt de toon toch steeds feller, zodat we dan weer het ge¬voel krijgen, dat we toch weer met de tegenstanders van Jezus van doen hebben. Misschien moeten wij bij deze groep Joden denken aan mensen als Nicodemus. Hij was toch iemand die bewondering had voor Jezus, maar toch moest Jezus met hem een pittig gesprek hebben. Hij begint dan om tegen die Joden, die dan geloven, te zeggen, dat het wel mooi is dat zij tot geloof in hem gekomen zijn, maar dat het zaak is dat zij in dit geloof ook volharden. Dan zullen ze door hem de waarheid kennen, en door die waarheid zullen zij bevrijd worden. Die waar¬heid kunnen wij wel gelijkstellen met het goddelijke recht, dat, zoals wij gezien hebben, een bevrijdende werking heeft. Maar wanneer Jezus dit gezegd heeft, blijken zij deze woorden absoluut niet te begrijpen. Want, zeggen ze, wij zijn toch al vrij. Wij maken toch immers deel uit van een vrij volk. Wij zijn toch af¬stammelingen van Abraham, die door God tot een leven in vrijheid was geroe¬pen. Waarom hebben wij nog bevrijding nodig? Jezus probeert hen dan duidelijk te maken, waarvan hij hen wil bevrijden, niet van een buitenlandse macht, hoe¬wel zij in die tijd toch onderworpen waren aan de Romeinen, maar van de macht die hen van binnen beheerst, namelijk van de macht van de zonde. En als de Zoon van God is hij de enige die hun die bevrijding kan schenken. In het ver¬volg van dit gesprek wordt de toon duidelijk feller. Wij krijgen dan de indruk dat Jezus niet meer spreekt met Joden die hoe beperkt misschien ook geloven in hem, maar met Joden die duidelijk zijn tegenstanders zijn, die tot de partij beho¬ren die hem ter dood zal veroordelen. Want Jezus werpt hen nu voor de voeten, dat zij hem willen doden, omdat er in hen geen ruimte is voor zijn boodschap en zijn verlossende werk. Al zijn jullie dan nakomelingen van Abraham, toch wil¬len jullie mij doden, hoewel ik iemand ben die u de waarheid heeft gezegd, die hij zelf van God heeft gehoord. Maar zijn jullie dan werkelijk wel kinderen van Abraham, want Abraham zou dat nooit gedaan hebben. Wanneer Jezus dan ge¬zegd heeft dat hij hun de waarheid heeft gebracht, die hij van God heeft ge¬hoord, merkt hij vervolgens op, dat zij doen, wat hun vader doet, en daarbij wordt nog niet duidelijk, wie die vader is Die Joden bevestigen dan nog eens met nadruk dat Abraham hun vader is. Als Jezus hierover opnieuw zijn twijfel uitspreekt, gooien zij het over een andere boeg. Waarschijnlijk omdat Jezus zich zo proclameert als iemand, die de waarheid van God heeft gehoord, zeggen zij nu dat zij wettige kinderen van God zijn, geen bastaardkinderen, wat wil zeggen dat zij geen afgodendienaren zijn. Maar, zegt Jezus dan, als God jullie vader is, dan zouden jullie mij toch liefhebben, omdat ik van die vader gekomen ben. Neen, jullie Vader is de duivel, die van het begin een moordenaar is geweest en die niet bij de waarheid hoort. Ja hij is de vader van de leugen. En omdat zij de waarheid, die Jezus hun verkondigt niet willen aanvaarden, kunnen zij niet an¬ders dan kinderen zijn van deze aartsleugenaar. Dit gedeelte sluit dan af met de woorden van Jezus: Wie van God is, luistert naar de woorden van God. U luis¬tert niet, omdat u niet van God bent.

Na deze woorden sluiten deze Joden zich nog verder voor Jezus af. Zij betichten nu Jezus ervan, dat hij een Samaritaan is, dat wil zeggen dat hij eigenlijk niet tot het Joodse volk behoorde. Wij zouden zeggen, hij is een ketter. En bovendien zou er in hem een boze geest huizen. Jezus wijst hun dan echter opnieuw op de nauwe relatie die er bestaat tussen hem en de Vader, die hij eert. Hij zoekt daarin echt niet zijn eigen eer. Hij is zeker niet iemand die door ambitie  zijn goddelijke boodschap brengt, dat doet hij alleen maar, omdat God, zijn Vader hem dat opdraagt. Het is God die hem deze eer, deze belangrijke positie geeft en die ook over hem oordeelt, hem de rechte plaats toekent, die hem toekomt. Van God heeft hij de opdracht gekregen de mensen te bevrijden, te bevrijden van alle schuld en ook te bevrijden van de macht van de dood. Maar dan denken zijn te¬genstanders echt dat hij gek geworden is. Want hoe kan hij dat beweren, als zelfs Abraham gestorven en ook alle profeten? Jezus herhaalt dan nog eens wat hij gezegd heeft namelijk dat hij alle eer van God ontvangen heeft en ook dat Abraham hem gezien heeft, nadat hij de verwachting had gehad dat hij hem zou zien, en dat hij daarover blij was. De Joden merken dan op, dat dat toch zeer vreemd is, omdat Jezus nog geen vijftig jaar is en hij onmogelijk Abraham ge¬zien kan hebben. Zij draaien dan eigenlijk de woorden van Jezus om. Jezus be¬sluit dan dit debat met een van die uitspraken, waarin hij iets wat wezenlijk voor hem is aangeeft. Hij zegt dan : ik ben degene, die er was voordat Abraham er was. Dit is een uitspraak die te vergelijken is met uitspraken als ik ben het licht der wereld. De Joden willen dan ten uitvoer brengen, waarvan Jezus al had ge¬zegd dat ze dat willen doen. Zij grijpen dan naar stenen om hem als een gods¬lasteraar te stenigen, maar hij weet te ontkomen, want zijn tijd is nog niet geko¬men.
Tot zover dan dit debat, dat wel de vorm heeft van een proces. Maar wat wil Je¬zus ons hierin zeggen en welke boodschap heeft hij voor ons?  Ik denk dat Jezus ons in de eerste plaats duidelijk wil maken, dat het God is, die recht verschaft en ook over ons oordeelt. Zoals Jezus door God zijn vader volledig aanvaard wordt, ja zelfs door hem wordt verheerlijkt, zo aanvaardt God ook ons, in welke positie wij ons ook
bevinden.

In de tweede plaats heeft Jezus voor ons en voor deze wereld een boodschap van bevrijding. Door zijn woord wil hij ons bevrijden van alle machten die ons leven bedreigen en ons tot slaaf willen maken, zelfs van de macht van de dood. Ook wil hij ons bevrijden van al onze schuld en die kwijtschelden. Daar wijst ook de auteur van de Brief aan de Hebreeën op in dat gedeelte dat we gelezen hebben. Hier staat hij stil bij het offer van zijn leven, dat hij als de grote hogepriester ge¬bracht heeft, waardoor hij een eeuwige verlossing heeft verworven.

Tenslotte verlangt Jezus van ons, dat wij ons openstellen voor zijn boodschap, en dat wij zijn bevrijdend en verlossend werk aanvaarden. Die Joden, met wie Jezus in debat was, sloten zich voor hem af, en konden daarom die bevrijding niet deelachtig worden. En dat houdt ook in, dat wij hem liefhebben. Die liefde mogen wij dan ook uitdragen in ons lied

U heb ik lief, U roep ik aan!
Blijf Heer, van mij niet verre staan
en kom mijn ziel genezen.
De wereld schonk mij vrede niet,
naar aarde en hemel vraag ik niet,
wilt gij slechts mijne wezen.
En als mijn laatste ure slaat,
zo blijf mijn laatste toeverlaat,
mijn deel en troost in eeuwigheid,
wijl gij mij door uw dood bevrijdt.
Heer Jezus Christus, God en Heer,
mijn God en Heer,
zie in genade op mij neer

AMEN.


 

terug
 
 
 
 
Wie zijn wij
De Evangelisch-Lutherse gemeente Zeist is een kleine geloofsgemeente, die deel uitmaakt van de Evangelisch-Lutherse Gemeente Utrecht-Zeist e.o.. De gemeenschap wordt gekenmerkt door een sterke onderlinge verbondenheid en een grote openheid naar buiten. In de (tweewekelijkse) zondagse eredienst volgen we de Lutherse liturgie en zoeken we in Woord en Sacrament verbinding met God. Zo willen we ons laten inspireren om in pastoraat en diaconaat om te zien naar onze naasten dichtbij en ver weg.
 
Lutherkapel Zeist, Woudenbergseweg 38

KvK  De Evangelisch-Lutherse Gemeente Utrecht-Zeist e.o. te Utrecht staat bij de Kamer van Koophandel ingeschreven onder no. 76366715 . meer
 
Verhuur
Voor het huren van de gemeentezaal en/of de kerkzaal: zie de informatie onder Organisatie / Koster, Beheer en Verhuur.
 
 
Giften /schenkingen en ANBI
Een ANBI is een algemeen nut beogende instelling. Dat betekent dat ieder die een gift geeft, dit van de belastingdienst mag aftrekken van de inkomstenbelasting. Een instelling kan alleen een ANBI zijn, als ze zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen nut.
Zie voor giften / schenkingen de informatie onder Financiën.
 
 
Preken
Onder het kopje Kerkdiensten/preekarchief kunt u een aantal diensten/preken nalezen!
 
 
Protestantsekerk.net is een samenwerking tussen de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland en Human Content Mediaproducties B.V.